ijdel in woordenboek Nederlands

  • ijdel

    Betekenissen en definities van "ijdel"

    • vol van zelfbewondering, een te hoge dunk hebbend van het eigen voorkomen en/of de eigen bekwaamheden
    • Karakteristiek van valse trots.

    Grammatica en verbuiging van ijdel

    • ijdel ( comparative ijdeler, superlative ijdelst)
    • (Adjective) Declension of ijdel
      positive comparative superlative
      attributive predicative/adverbial
      predicative/adverbial ijdel ijdeler  
      neutersingular indefinite ijdel ijdeler
      definite ijdele ijdelere ijdelste het ijdelst(e)
      common singular ijdele ijdelere ijdelste de ijdelste
      plural ijdele ijdelere ijdelste de ijdelste
      partitive ijdels ijdelers  
    • ijdel (comparative ijdeler, superlative ijdelst) ;;
      Inflection of ijdel
      uninflected ijdel
      inflected ijdele
      comparative ijdeler
      positive comparative superlative
      predicative/adverbial ijdel ijdeler het ijdelst
      het ijdelste
      indefinite m./f. sing. ijdele ijdelere ijdelste
      n. sing. ijdel ijdeler ijdelste
      plural ijdele ijdelere ijdelste
      definite ijdele ijdelere ijdelste
      partitive ijdels ijdelers

Voorbeeldzinnen met " ijdel "

Niets kon zijn verbazingwekkende ijdelheid zo gevoelig treffen als kritiek op zijn organisatorische kwaliteiten.
In het geïnspireerde loflied op de goede echtgenote wordt dan ook terecht opgemerkt: „Charme kan bedrieglijk zijn en schoonheid ijdel; maar de vrouw die Jehovah vreest, die verwerft zich lof.” — Sp 31:30.
Ik zeg dit niet om u ijdele hoop te geven.
Ik hoop dat je nu inziet wat jouw ijdelheid opbrengt.
'Ik moet eerlijk bekennen dat ijdelheid mijn enige zonde is.'
Wat zijn bedoeling ook is, IJdel is onze makker.
Zonder wilde magie had niemand van het gezelschap, behalve IJdel, enige kans om te overleven.
Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als niets en ijdel.
Maar er is ook nog zoiets als brandstichting uit ijdelheid,’ vervolgde Hamilton.
Hij manipuleert en is ijdel.
“Wilt u me zeggen dat deze zwakke, ijdele man waarschijnlijk van niemand een goed advies krijgt?”
Ze was ijdel en angstwekkend en belachelijk ineen, en óf we lachten haar uit, óf we verstopten ons voor haar.
Ik was een ijdel en onbezonnen meisje, geplaagd door onzekerheid.
Zou die ijdele hoop hem niet alleen maar meer pijn doen?
Döring was een nul geweest: ijdel, met tegenzin geaccepteerd, alleen maar belangrijk voor zichzelf.
Zijn de dingen van de wereld eenmaal ijdel geworden, dan moeten ook de gedachten van de geest ijdel worden.
Bijna alsof hij wist wat ze dacht, alsof hij wist tot welke conclusie ze was gekomen over zijn aanspraken op ijdelheid.
Ondanks zijn leeftijd en geleerdheid was de magiër niet gespeend van ijdelheid.
Grotendeels was die samengesteld uit ijdelheid en een rustig vertrouwen in haar eigen charmes.
‘Laten wij enkele van deze minder opvallende gaven eens bekijken: de gave om te vragen; de gave om te luisteren; de gave om de stille, zachte stem te horen en te benutten; de gave om te kunnen huilen; de gave om twist te vermijden; de gave om prettig in de omgang te zijn; de gave om ijdele herhalingen te vermijden; de gave om te zoeken naar wat rechtvaardig is; de gave om niet te oordelen; de gave om tot God op te zien om leiding; de gave om een discipel te zijn; de gave om te geven om anderen; de gave om te kunnen overdenken; de gave om te bidden; de gave om een machtig getuigenis te geven; en de gave om de Heilige Geest te ontvangen.’
Ik ben wel eens bang dat zijn ijdelheid deze klap nimmer te boven komt.
Boer Metcalf had geen ijdele aspiraties om voor de duur van de oorlog een tijdelijke harem te verwerven.
Big een nieuwe slag toegebracht was, waar het hem het meeste pijn zou doen, in zijn ijdelheid.
Was het ijdelheid om te denken dat ze het misschien wel leuk zou vinden om hem te zien?
Niets dat op enige afwijking bij Lidhman duidde, behalve dat hij ijdel was.