uitsloven in woordenboek Nederlands

  • uitsloven

    Betekenissen en definities van "uitsloven"

    Grammatica en verbuiging van uitsloven

    • Inflection of uitsloven (weak, separable)
      infinitive uitsloven
      past singular sloofde uit
      past participle uitgesloofd
      infinitive uitsloven
      gerund uitsloven n
      verbal noun
      main clause subordinate clause
      present tense past tense present tense past tense
      1st person singular sloof uit sloofde uit uitsloof uitsloofde
      2nd person sing. (jij) slooft uit sloofde uit uitslooft uitsloofde
      2nd person sing. (u) slooft uit sloofde uit uitslooft uitsloofde
      2nd person sing. (gij) slooft uit sloofde uit uitslooft uitsloofde
      3rd person singular slooft uit sloofde uit uitslooft uitsloofde
      plural sloven uit sloofden uit uitsloven uitsloofden
      subjunctive sing.1 slove uit sloofde uit uitslove uitsloofde
      subjunctive plur.1 sloven uit sloofden uit uitsloven uitsloofden
      imperative sing. sloof uit
      imperative plur.1 slooft uit
      participles uitslovend uitgesloofd
      1) Archaic.

Voorbeeldzinnen met " uitsloven "

Zich uitsloven om elke zondag doelpunten te scoren, zich uitsloven om zijn scooter tot het krankzinnige op te voeren.
Hij denkt dat hij de man is en komt zich hier een beetje uitsloven
" Ik zal me voor u uitsloven.
Die mensen hebben geen haast, het kan ze niks schelen; waarom zouden ze zich uitsloven?
Ik ga me uitsloven om niet te hoeven rennen.
Nu, niet uitsloven.
Ik hoop dat je jezelf niet al te veel voor mij heb moeten uitsloven
Temidden van zo’n groepje was een forse jongeman zich behoorlijk aan het uitsloven.
Als je degene met de minste ervaring bent, kun je je maar beter niet uitsloven.
‘Aha, ja... nu...’ zei Jake, zich uitslovend, al deed hij het charmant, om zijn gast te vermaken.
'Ik moet me behoorlijk uitsloven om dit juweeltje te kunnen bekostigen,' gaf hij toe.
Niet alleen omdat hij achter was, maar omdat we ons zo hadden moeten uitsloven om hem te vinden.
En de predikant, meneer Postlethwaite, zal zich uitsloven om van de dienst iets speciaals te maken.'
‘Maar je hebt gelijk: waarom zou je je uitsloven voor een man die je niet kent, die je nooit hebt ontmoet?
Dus, jouw baas, de OvJ. wil zich uitsloven.
De jongen had een eigen auto en geld genoeg; en ik wist dat hij zich zou uitsloven om het mij naar de zin te maken.
Hoe maakten ze de huichelachtige zelfrechtvaardigheid die voortsproot uit een zich uitsloven voor rabbijnse overleveringen tot iets wat volkomen waardeloos was!
'Iemand vindt dat wij ons te veel uitsloven voor de Jappen,' zei hij nors.
Ik zou me uitsloven als ik wist dat je zou komen.
Ga je je nu uitsloven?
Ik moet me nu wel uitsloven om er minstens zo goed uit te zien.
We zijn hier niet gekomen om te zien hoe ordinaire beroemdheden coke snuiven en zich uitsloven.
Je wat uitsloven.
‘Ik heb me voor jou de hele dag achter mijn computer zitten uitsloven.
God weet wat voor soort artsenpraktijk die er eigenlijk op nahield ... En voor zulke mensen moest hij zich uitsloven?

Beschikbare vertalingen