tijding in woordenboek Nederlands

  • tijding

    Betekenissen en definities van "tijding"

Voorbeeldzinnen met " tijding "

'De Patrynen gaan proberen uit het Labyrint teontsnappen - dat is de slechte tijding die ik je breng.
Het is het land waarvandaan de tijding van onze verlossing komt.
Het is kennelijk het perfecte moment voor slechte tijdingen.
16:13-16). Terwijl de leden van de hedendaagse Jeremiaklasse deze tijdingen bekendmaken, volharden zij in getrouwheid.
Dit werk moet dus nog gedaan worden en het kan door niemand anders gedaan worden dan door degenen die iets afweten van deze goede tijding van het koninkrijk.” — Watch Tower van 1 januari 1892, blz. 8.
Hoe zullen zij de tijding van vandaag nemen?”
Na wat ik al wist, was het de beste tijding waarop we konden hopen.
Het schip dat de tijding bracht van het lijden onzer broederen, zal mij naar Rome voeren.
‘Omdat je de plaque van Karel III hebt gekregen en mij die blijde tijding wou meedelen?’
„Een onaangename tijding... hoe kom je daartoe?”
Want zij verkondigden vrede; zij verkondigden goede tijdingen van het goede; en zij maakten het volk bekend dat de Heer regeert’ (Mosiah 27:36–37).
Slechte tijding, McScrooge?
Hij vertelde trots dat Kennit zou weten dat zijn tijd was gekomen als hij bij terugkomst deze tijdingen hoorde.
We hebben dus uitgezien naar een elf met een vreemde tijding, en u, denk ik, bent die elf.'
Toen zij in Barcelona aankwamen, vernamen zij daar de droeve tijding.
Hen zien brengt geluk, blijde tijding, want er spreekt vreugde uit hun snelle tocht.'
Daarom geef blijde tijding aan Mijn dienaren, die naar het Woord luisteren en dan het beste ervan navolgen.
We zijn monniken en heilige mannen, maar we brengen alleen slechte tijdingen.
De metselaars verflauwen, Prouvaire; ge moet ons tijding brengen uit de loge van de straat Grenelle-Saint-Honoré.
16 Johannes schrijft vervolgens: „En ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk, en hij zei met een luide stem: ’Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Degene die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft’” (Openbaring 14:6, 7).
4 De duurzaamheid van het „goede nieuws” wordt ook beklemtoond in de Openbaring aan de apostel Johannes, waar wij lezen over „eeuwig goed nieuws”, dat een engel „als blijde tijdingen” bekend maakt „aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk”.
Maar ik wenschte wel, dat wij al tijding van de stammen hadden, op wier komst wij reeds zoo lang wachten.
In welke tijding zullen zij dan hierna nog geloven?
Toen ik je die vreeselijke tijding schreef, was ik het slachtoffer van een dwaling.