braaf in woordenboek Nederlands

  • braaf

    Betekenissen en definities van "braaf"

    • Lief, goed, gehoorzaam.
    • Zacht en beminnelijk, vanuit een attente of vriendelijke opstelling.

    Grammatica en verbuiging van braaf

    • braaf ( comparative braver, superlative braafst)
    • (Adjective) Declension of braaf
      positive comparative superlative
      attributive predicative/adverbial
      predicative/adverbial braaf braver  
      neutersingular indefinite braaf braver
      definite brave bravere braafste het braafst(e)
      common singular brave bravere braafste de braafste
      plural brave bravere braafste de braafste
      partitive braafs bravers  
    • braaf ( comparative braver; superlative het braafst, het braafste)
    • braaf (comparative braver, superlative braafst) ;;
      Inflection of braaf
      uninflected braaf
      inflected brave
      comparative braver
      positive comparative superlative
      predicative/adverbial braaf braver het braafst
      het braafste
      indefinite m./f. sing. brave bravere braafste
      n. sing. braaf braver braafste
      plural brave bravere braafste
      definite brave bravere braafste
      partitive braafs bravers

Voorbeeldzinnen met " braaf "

Max beweerde dat hij Katherine te braaf vond, te netjes, en over het algemeen veel te beleefd.
Ze willen dat alle jongens en meisjes precies zo zijn als ze zelf vroeger op school waren: keurig en braaf en lief.
Braaf hier blijven, Paris
De motor deed braaf zijn plicht, alsof hij wist dat hij het zichtbare teken van Lings welstand was.
Ik was een braaf meisje, rustig op school, net als jij, maar niet slim, zoals jij.
‘Kom op, Winnie, braaf meisje.’
We zijn braaf geweest, niet?
‘Er is niks mis met haar, neem ik aan, hooguit een beetje te rechts en te braaf voor mij.’
Ga nu maar braaf door met schrijven.
Hij is een braaf man en met zijn verstand zou hij meer aandacht verdienen.
Maar vanavond zullen we braaf zijn — alleen deze keer.”
In navolging van Papa’s woorden, en nu ook die van Mama, was zij een braaf meisje.
‘Op Magnus en Cleo,’ herhaalden de gasten braaf.
Mathy werkte ijverig, snel en hulpvaardig, braaf en opgewekt, alsof ze nooit van Ed had gehoord.
‘Ik ben erg braaf en gehoorzaam, kapitein.
Tot nu toe, zijn we zeer braaf geweest. dit jaar.
Niet zo heel braaf.
Denk je dat ik braaf m' n hoofd in de strop steek?
Of misschien toch niet zo'n braaf meisje.
Maar als je braaf bent, mag je later de grote boze wolf spelen.’
En ik weet zeker dat hij altijd braaf luistert naar je verstandige raad.’
Ze was niet zo slim of knap als jij, maar ook een braaf meisje.
Net als bij een hond die braaf is geweest, dacht ze en zo voelde ze zich nu ook.
Dit was geen eten; dit was wat er van eten werd als het braaf geweest was en naar de etenshemel gegaan.
Een kind met Mars in Boogschutter is niet bepaald braaf en aangepast.