benepen in woordenboek Nederlands

  • benepen

Voorbeeldzinnen met " benepen "

Eve had geen oordeel, ze drong hem haar opvattingen niet op, ze vond hem niet benepen.
West keek naar die grimmige, vermoeide, benepen gezichten terwijl hij langsreed, en zij staarden terug, nu al verslagen.
Sophie kwam zo degelijk over, zo saai, benepen en braaf.
Ze glimlachte op een benepen manier alsof ze probeerde te raden wie ze voor zich had: vriend of vijand?
Sid begint te spreken, stottert, slikt iets weg, en zegt met een benepen stem: ‘Het spijt me.
'Een bericht uit Homs,' stootte hij benepen uit, 'van de commandant van uw garnizoen.'
Na de eindeloze reis en al die benepen uren in de lucht kon hij zich moeilijk voorstellen dat ze er eindelijk waren.
In weinig ogenblikken liep de droeve mare rond de stad, en de harten der vrouwen benepen zich met schrik en wee.
Hij keek naar het witte, benepen gezicht van Grella en toen naar de streng kijkende Fidelma.
Maar de meest benepen zuinigheid kon het onvermijdelijke niet afwenden.
Het zal wel zo zijn dat het leven net zo vaak groots en meeslepend is als benepen en alledaags.
'Wij hébben niets kunnen vinden, patriarch Goszul,' antwoordde de lelijke kerel benepen.
‘Alsjeblieft, laten we niet benepen of provinciaals doen, we leven in de eenentwintigste eeuw.’
‘Ik ben niet zo benepen dat ik niet kan toegeven dat de Engelsen ook wel eens iets goed hebben gedaan.
Vrouwen, kinderen, een benepen leven horen niet bij hen.
'U koestert de benepen opvattingen van de wet -- sterker nog, van de wet in haar meest antieke vorm.
Ja, ik ben een ridder van de eerlijkheid, en in Pjotr Aleksandrovitsj zit niets anders dan benepen eigenliefde.
Ze is radicaal, soms zelfs ronduit agressief in haar opvattingen en ze is zeer teleurgesteld door het merendeel van de feministen die ze te benepen en te bang vindt.
ik wist niet dat je me kende, en niemand heeft me de bonbons gegeven,' zei ik met een benepen stemmetje.
Greenwich is in feite een provinciestadje, benepen, kleingeestig.
fluisterde Jeannine Dadier opnieuw met benepen stem.
'Tess is ook erg jong,' zei Culum benepen, ik zou niet willen dat ze eronder zou lijden.
'Ik heb me verslikt in de rook,' zei Strugow benepen en blies wolken rook uit zijn neus en zijn mond.
Niemand sprak, want de wezenstrekken van de Deken hadden iets in zich dat het hart met koude beneep en de spraak benam.
Hij kon het de man niet kwalijk nemen dat hij onder deze omstandigheden benepen deed, besloot Baxter.